Cheap & Corny
Gin Hageman
Illustratie: Pieter Hogenbirk
Het zonnetje is maar een weekje weggeweest, maar dat ene weekje heeft klaarblijkelijk een hoop opgekropte hormomen veroorzaakt. Vlak voor sluitingstijd bij de supermarkt hangen er dan meisjes van een jaar of zestien rond met een klein lapje stof om hun lichaam, jongetjes van dito leeftijd die net de hele gel voorraad van de C1000 in hun haar hebben gesmeerd. Kauwgom smakkende brunettes met teveel lipstick en te hoge hakken lopen je omver, hun genepnagelde handen vol met goedkope biertjes voor manlief en mannen met te donkere zonnebrillen, te wijde surfshorts en te strakke T-shirts slaan een paar lapjes vlees in voor de BBQ. Het is kijken en bekeken worden. De te smalle gangpaden fungeren als flaneerpassages, de parkeerplaats als versierplek bij uitstek.
Tussen al deze hormoonbommen heb je dan ook nog meisjes zoals ik, die vanmiddag te lang in het zonnetje hebben gezeten, daar teveel wijn bij hebben gedronken, allang hadden besloten de hele avond naakt op de bank film te kijken en die dan met hun haren alle kanten op en uitgelopen mascara nog snel iets te eten moeten halen omdat ze zijn vergeten voedsel in te slaan. En uitgerekend dat soort meisjes, zoals ik, die moeten de ene na de andere goedkope versiertruc afwijzen, het hoofd een tikje afgewend, zodat het dode vogeltje bij de rechtmatige eigenaar blijft.
En op dit soort dagen passeren dan ook de allerslechtste versierpogingen de revue. Een halfbloed jongen, veel te jong, met mooie grijsblauwe ogen en een diepbruine huid werpt zich voor de auto van een meisje zoals ik, zegt: “Wow, wat heb jij mooie ogen! Je hebt me betoverd! Nu moet je me wel een lift geven. Dan trakteer ik jou op een drankje op de boulevard,” en verwacht dan ook nog dat een meisjes zoals ik daar op in gaat.
Een blonde patser met een BMW cabriolet denkt dat een meisje zoals ik in katzwijm zal vallen voor zijn veel te protserige horloge, zijn beachboy kapsel, de auto niet te vergeten en zijn Blues Brothers-zonnebril en denkt een meisje zoals ik te kunnen versieren door haar te zeggen (terwijl ze apetrots is op haar 17-jaar oude Renaultje 5): “Als je míjn vrouw was geweest, had ik je nooit in zo’n wrak laten rondrijden! Enne,” wijzend op het telefoontje dat een meisje zoals ik keurig aan een koordje om haar nek heeft hangen zodat ze altijd de wegenwacht kan bellen als haar ‘wrak’ onverhoopt niet wil starten, “heeft dat dingetje van jou Bluetooth? Dan zend ik je even mijn visitekaartje, kan je me bellen en dan spreken we van de week een keer af om een hapje te eten.”
En als een meisje zoals ik er dan te lang over doet om de blonde God van een antwoord te voorzien, moeten mannen zoals hij aan hun vrouw, die blijkbaar nog even sigaretten moest halen, uitleggen dat ze een meisje zoals ik de weg naar de benzinepomp aan het uitleggen waren. Het lijkt wel lente!
Gin Hageman, studente culturele antropologie te Amsterdam, probeert de wereld te verbeteren met haar weblog The Vault. De opmerkelijke cocktail van naïef idealisme, cynische humor, zoete sentimentaliteit en botte hooghartigheid die ze haar lezers voorzet en waarbij ze een pen hanteert die even sierlijk als dodelijk is, maakt de wereld in elk geval weer een stukje interessanter.
Algemeen, 17.09.2006 @ 03:24
4 Reacties
op 18 09 2006 at 12:42 schreef cugel:
Genoeg voer voor een cultureel antropologe zou je zeggen!
En wat denkt ze over zichzelf als Peter(?) haar kenschetst als hebbende "naïef idealisme, cynische humor, zoete sentimentaliteit en botte hooghartigheid".
In ieder geval bedankt voor je stukje, inderdaad het maakt de wereld "weer een stukje interessanter".
op 19 09 2006 at 10:38 schreef Gin:
Dank je Cugel. De omschrijving klopt aardig. Maar die botte hooghartigheid zie ik dan weer niet. Knipogende smiley.
op 19 09 2006 at 14:42 schreef Peter Breedveld:
Dat dode vogeltje, heb je dat zelf verzonnen? Ik vind dat namelijk een vrij geniale beeldspraak.
op 20 09 2006 at 13:43 schreef Gin:
Ik heb eerlijk gezegd geen idee. Ik zeg het al heel lang. Het zou zomaar kunnen dat ik het ergens heb opgepikt. Maar ik schijn wel vaker zelf uitdrukkingen te verzinnen. Ik weet het niet dus. Ik kan me de lof dan ook niet toe-eigenen. Helaas!